Het is 18.00 en het is druk op Utrecht Centraal. Mensen lopen kriskras door elkaar naar de uitgang. Behalve één meneer, hij loopt kaarsrecht naar de poortjes. Hij is slechtziend en volgt met zijn stok de hobbelige tegels op het station. Ik heb bewondering voor hem, hoe hij zijn weg vindt en vertrouwt op zijn blindenstok. Dan zie ik dat zijn veters loszitten. Hij staat stil voor de poortjes, dit is mijn kans. ‘Meneer!’, en ik raak voorzichtig zijn arm aan, ‘Uw veters zitten los’. Tevreden over mijn ‘goede daad’ loop ik door. Dan stop ik. ‘Van uw linkerschoen!’, roep ik hem na.

13
2