Woensdagmorgen, het is druk in het zwembad. De oudjes zijn in de meerderheid. De een dobbert in de Babbelbaan, de ander maakt meters in de baan ernaast. Na afloop wordt er gedoucht. Een vrouw spreekt een man aan die zojuist wat shampoo in zijn zwembroek heeft laten lopen. Hij trekt het elastiek wijd en spoelt het schuim weg. “Meneer”, zegt de vrouw, “wilt u uw broek optrekken?” “Hoezo”, vraagt de man, “zit ‘ie te laag?” “Ja”, zegt ze, “aan de achterkant – vinnik niet mooi”. De man: “We zijn hier niet in de moskee mevrouw en anders doet u uw ogen maar dicht”. “Of kijkt u gewoon de andere kant op”, hoor ik mezelf zeggen.